Aapje olifantje: analyse van een korte denkdroom
Norbert doet mee aan een cursus creatief vertalen Nederlands-Engels. De opdracht is om het versje ‘Aapje, olifantje’ te vertalen naar het Engels. De cursusleider zegt: ‘Dat het zo lekker bekt, komt vooral door de glottisslag tussen de woorden.’ Norbert trekt de conclusie dat beide vertaalde woorden met een klinker moeten beginnen en eindigen, en komt met de vertaling ‘ugly anaconda’. Hij is niet helemaal tevreden, omdat hij het wat lui van zichzelf vindt dat hij die olifant niet heeft weten te behouden. ‘Elephant’ heeft echter drie lettergrepen, en Norbert vraagt zich af of de afleiding ‘elephantine’ behalve bijvoeglijk naamwoord misschien ook zelfstandig naamwoord kan zijn. In het woordenboek ziet hij dat dat inderdaad het geval is.
De vader van Adrian Mole, het onsterfelijk geesteskind van de Engelse schrijfster Sue Townsend, zei het al: ‘There’s only one thing more boring than listening to other people’s dreams, and that’s listening to their problems.’ Ja, naar iemand anders’ dromen luisteren is zelden interessant. De ervaring is te particulier en de sfeer, het gevoel en het uiterlijk van een droom zijn lastig over te brengen. Maar voor deze korte droom maak ik een uitzondering, omdat hij niet alleen lekker kort is, maar ook nog eens om allerlei redenen heel wonderlijk.
Ik zal hier mijn droom belichten, niet met Freud of andere vormen van psychoanalyse, maar met instrumenten uit de taal- en letterkunde. Ook komen er filosofische vragen aan de orde. Zoals we later zullen zien is het nuttig onderscheid te maken tussen mijn droom-ik (‘Norbert’) en de ik uit mijn bewuste, wakende leven (‘Paul’)
Het eerste wonderlijke is dat het een vrijwel puur mentale droom was. Het enige zintuiglijke aspect was dat Norbert aan het eind daadwerkelijk een woordenboek opsloeg en het lemma ‘elephantine’ zag. De rest speelde zich af in de droomgeest, zonder beelden, geluiden of geuren. Norbert zag noch de tekst van het versje, noch de cursusleider, en diens stem klonk alleen in Norberts geest, zoals een stem klinkt als je een monologue intérieur houdt. Afgezien van dat woordenboek was het een ‘denkdroom’. Ik weet niet of dat in het algemeen ongewoon is, maar voor mij is het dat in elk geval wel. Vaak word ik door de landschappen en het production design – in cinematermen – van mijn droom meer getroffen dan door de ‘plot’, voor zover daar al sprake van is. Deze droom was ook nog eens relatief samenhangend, met een duidelijk begin en eind en zonder de onlogische sprongen waar dromen doorgaans van wemelen.
Norbert doet mee aan een cursus creatief vertalen Nederlands-Engels.
Tot zover weinig bijzonders. Vertalen is Pauls werk, al vertaalt hij alleen náár en niet uit het Nederlands. Ik weet niet meer zeker of het woord ‘creatief’ werkelijk zo voorkwam in de droom, maar uit het verdere verloop blijkt wel dat het niet om gewoon vertalen ging. Norberts ‘vertaling’ had nauwelijks inhoudelijke overeenkomst met de ‘brontekst’. Eerder nog ging het misschien om wat wel transcreation wordt genoemd, het met veel vrijheid aanpassen van een tekst voor een andere taal en/of cultuur.
De opdracht is om het versje ‘Aapje, olifantje’ te vertalen naar het Engels.
Voor wie het versje niet kent: het gaat zo:
Aapje, aapje, aapje, aapje, olifantje,
aapje, olifantje,
aapje, aapje, aapje, aapje
Je declameert het met één opgestoken hand met uitgespreide vingers. Daarbij tik je met je andere hand de vingers aan, als volgt. Beginnend bij de pink zeg je één ‘aapje’ per aangetikte vingertop, vervolgens glijd je met je vinger door het dal tussen wijsvinger en duim, waarbij je de o langgerekt uitspreekt. Net voor je bij de top van de duim bent prop je er nog even een ‘li’ tussen en met ‘fantje’ tik je de top aan. Vervolgens krijgt de duimtop weer een ‘aapje’, herhaal je in omgekeerde richting op dezelfde manier het ‘ooo-lifantje’ en eindig je met vier ‘aapjes’, van wijsvinger tot en met pink. Dit klinkt ingewikkelder dan het is: klik hier om te zien hoe het wordt gedeclameerd. Overigens is het in feite een soort spelletje om mensen mee voor de gek te houden, maar daar ga ik hier verder niet op in.
Het tweede wonderlijke van de droom is dat Paul het niet onlangs over dit versje heeft gehad, en zich ook de laatste keer niet kan herinneren dat hij erover heeft nagedacht. Waarom heeft de droomscenarioschrijver nu juist dit versje opgediept? Was het een puur willekeurige grabbel in de krochten van Pauls culturele bagage?
Het versje is een wonder van effectiviteit. In al zijn eenvoud is het perfecte poëzie. Het bekt inderdaad heel lekker, de aapjes springen vrolijk van vingertop naar vingertop en je ziet ze over de twee gebogen olifantenslurven naar beneden en weer naar boven glijden. Vorm en inhoud vallen op een volmaakte manier samen en het is niet voor niets dat je er bij kinderen veel succes mee kunt hebben.
De cursusleider zegt: ‘Dat het zo lekker bekt, komt vooral door de glottisslag tussen de woorden.’
Een glottisslag is, aldus Wikipedia, ‘het kortstondig onderbreken van de klank van de stem of het aanzetten hiervan door het korte dichtklappen van de stemspleet en het hierbij onderbreken van de trilling van de stembanden.’ Het is wat er gebeurt tussen de e en de a van ‘wij beaamden’. De glottisslag bepaalt het uitspraakverschil tussen ‘verrassen’ en ‘verassen’.
Inderdaad klinkt er tussen de woorden van het versje een glottisslag om de met een klinker beginnende en eindigende woorden van elkaar te scheiden. Of de glottisslag echt de reden is dat het versje zo lekker bekt, valt te bezien. De heldere aa- en oo-klanken spelen ook een grote rol. Probeer het versje maar eens op te zeggen met ‘uppie, onderlinge’. Dat klinkt lang zo lekker niet, ondanks de glottisslagen. De uh en ò stralen veel minder dan de aa en oo. Toch is de bewering van de cursusleider geen onzin, want probeer het nu eens met ‘paadjes, tofuhapjes’. Daarin zijn aa en oo behouden gebleven, maar het is veel meer gedoe, je hebt het veel drukker met je lippen en het klinkt minder harmonieus. Het voordeel van ‘aapje, olifantje’ zit hem denk ik niet zozeer in de glottisslag zelf, maar meer in het feit dat de glottisslag het enige is wat je tussen de woorden hoeft te doen.
Het derde, zeer wonderlijke van de droom is dat de scenarioschrijver deze redenering heeft verzonnen voor de cursusleider. Als iemand Paul had gevraagd waarom het versje ‘aapje, olifantje’ zo lekker bekt, zou hij nooit op dit vergezochte en dubieuze, maar ook scherpzinnige argument zijn gekomen.
Norbert trekt de conclusie dat beide vertaalde woorden met een klinker moeten beginnen en eindigen, en komt met de vertaling ‘ugly anaconda’.
Dit is het hoogtepunt van de droom.
Allereerst zien we dat Norbert niet alleen de glottisslagen wil behouden, maar ook vindt dat het aantal lettergrepen gelijk moet blijven. Dat lijkt logisch: het versje heeft een duidelijk metrum en dat wil een vertaler graag behouden. Toch is het niet helemaal terecht. In het Nederlands is het versje namelijk ook op te zeggen met bijvoorbeeld ‘aap, olifant’. Probeer maar. Het wordt er weliswaar drammeriger van, vooral door die vier keer ‘aap’ achter elkaar, maar het kan wel. In feite is het aantal lettergrepen van beide woorden voor het declameren helemaal geen beperking.
‘Ugly anaconda.’ In hoeverre voldoet die ‘vertaling’? Op de verandering in betekenis kom ik later terug; ik zal eerst wat over de ‘declameerbaarheid’ zeggen. Het woord ‘anaconda’ voldoet in elk geval perfect aan de aanwijzing van de cursusleider over de klinker aan begin en eind en aan de impliciete aanname van Norbert over het aantal lettergrepen. Er is wel een metrisch bezwaar. In ‘ólifantje’ ligt de klemtoon op de eerste lettergreep, in ‘anacónda’ op de derde. ‘Olifantje’ heeft echter een secundaire klemtoon op de derde lettergreep ‘fan’. Probeer maar. De lettergreep ‘fan’ klinkt prominenter dan ‘li’ en ‘tje’. En ‘anaconda’ op zijn beurt heeft een secundaire klemtoon op de eerste lettergreep. Daardoor valt het metrische bezwaar mee: als je ‘olifantje’ en ‘anaconda’ na elkaar uitspreekt, hoor je dat het ritme van de twee woorden niet dramatisch verschilt. En als je het versje uitspreekt met de tekst ‘Ugly anaconda’ gaat dat best. Dat de klemtoon wel degelijk belangrijk is, kun je horen wanneer je het probeert met bijvoorbeeld ‘ugly phenomena’. Dat gaat niet en dat komt door de onbeklemtoonde phe en de beklemtoonde o.
Metrisch kan de vertaling van Norbert door de beugel. Als we naar de klanken van de woorden luisteren, worden de problemen groter. Het Nederlands heeft een ‘uh’-klank en een i op de onbeklemtoonde lettergrepen, maar een heldere aa en oo op de klemtonen. Het Engels heeft echter een [ʌ] (de Engelse klank die zo’n beetje tussen de u en a van de Nederlandse woorden ‘put’ en ‘pat’ in ligt) als eerste klank van ‘ugly’ en een soort è als eerste klank van ‘anaconda’, die ook nog een keertje wordt verlengd bij het declameren. Beide woorden missen de helderheid van de Nederlandse woorden die zo sterk bijdraagt aan de vrolijke klank van het Nederlandse versje.
En dan de betekenis. Wanneer we ons houden aan de beperkingen, moeten we accepteren dat we daar concessies moeten doen. Een slang lijkt wel een beetje op een slurf: een ‘anaconda’ kun je zien als een olifant waar alles behalve de slurf vanaf is gehaald. Bij ‘aapje’ vond Norbert in het Engels helemaal geen dierennaam van twee lettergrepen, beginnend en eindigend op een klinker. Toen ‘dacht’ hij: ik kan ook best een bijvoeglijk naamwoord bij ‘anaconda’ zetten. Die switch is op zichzelf een bijzonder creatieve gedachte, echt iets wat een transcreationist moet durven. Misschien was ‘ugly’ het enige bijvoeglijk naamwoord dat hij überhaupt vond dat aan de formele eisen voldeed, maar het past niet eens zo slecht. ‘Aapje, olifantje’ roept het universum van kinderboeken of tekenfilms op, en daar past ‘ugly anaconda’ wel bij: je ziet een slang voor je die zichzelf bijvoorbeeld lelijk vindt en in de loop van het verhaal leert dat hij ook de moeite waard is.
Alles bij elkaar kun je echter moeilijk zeggen dat ‘ugly anaconda’ een geslaagde vertaling is. Misschien is het simpele ‘monkey, elephant’ wel beter. Dat voldoet niet aan de vormeisen, maar is ook goed declameerbaar, en het verlies van het aapje in ‘ugly anaconda’ vind ik een erg groot bezwaar, ook vanwege de bewegingen die bij het versje horen.
Deze kritiek valt echter in het niet bij wat het vierde en misschien grootste wonder van de droom is. Norbert produceerde ‘Ugly anaconda’ namelijk onmiddellijk. En als iemand Paul de opdracht had gegeven om twee woorden van respectievelijk twee en vier lettergrepen te noemen, beginnend en eindigend op een klinker, metrisch ongeveer hetzelfde als ‘aapje olifantje’ en liefst met dieren, zou hij zelfs niet binnen tien seconden ‘Ugly anaconda’ hebben kunnen verzinnen. Zelfs de opdracht ‘Noem een dier, in het Engels, met vier lettergrepen, beginnend en eindigend op een klinker’ is al behoorlijk moeilijk, als je niet net toevallig over een anaconda of een ander geschikt dier hebt gehoord of gelezen. Paul heeft inderdaad niet heel lang geleden de anaconda nog weleens voorbij zien komen op televisie, maar dat was heel kort en terloops. Ik denk niet dat Paul daar iets aan zou hebben gehad. Haalde Norbert hem daarvandaan? Maar hoe dan? Want bij het zien van die beelden heeft Paul natuurlijk niet aan het aantal lettergrepen gedacht. Hoe lost een denkend persoon zoiets eigenlijk op? Op een of andere manier probeer je Engelse dierennamen voor de geest te halen; dat is een proces dat deels bewust, deels onbewust gaat, denk ik. Zou zoiets misschien beter gaan als je het volledig onbewust doet? Binnen een seconde ‘anaconda’ oplepelen vind ik in elk geval een verbluffende prestatie. En ook de switch van dierennaam naar bijvoeglijk naamwoord én het bedenken van een bijvoeglijk naamwoord dat op klinker begint en eindigt en twee lettergrepen heeft, kostte Norbert minder dan een seconde. Opnieuw: verbluffend.
[Norbert] is niet helemaal tevreden, omdat hij het wat lui van zichzelf vindt dat hij die olifant niet heeft weten te behouden.
Norbert is blijkbaar tot kritische zelfreflectie in staat, al had die ontevredenheid zich beter op ‘ugly’ kunnen richten.
‘Elephant’ heeft echter drie lettergrepen, en Norbert vraagt zich af of de afleiding ‘elephantine’ behalve bijvoeglijk naamwoord misschien ook zelfstandig naamwoord kan zijn.
Opvallend: als men Paul vóór deze droom had gevraagd wat het bijvoeglijk naamwoord bij ‘elephant’ is, had hij waarschijnlijk ‘elephantesque’ gezegd, analoog aan Kafkaësk = kafkaesque en grotesk = grotesque. Het achtervoegsel ‘-ine’ komt normaal gesproken in het Nederlands overeen met ‘-ijns’ (libertine = libertijns) of ‘-ien’ (masculine = masculien). Maar het is inderdaad ‘elephantine’ en niet ‘elephantesque’. Dat het een zelfstandig naamwoord zou kunnen zijn is niet zo’n heel gekke gedachte; denk maar aan ‘katachtig(e)’ in het Nederlands, in het Engels ‘feline’ en in beide talen zowel bijvoeglijk als zelfstandig naamwoord.
Je zou deze vondst wonder nummer 5 kunnen noemen, al is het mogelijk dat Paul het (niet bepaald veelvoorkomende) woord ‘elephantine’ in het wakende leven toch wel eens ergens heeft gezien. Wel vergeet Norbert dat het woord weliswaar op een e eindigt, maar dat je die e niet hoort, dus dat de klank van het woord op een medeklinker en niet op een klinker eindigt, iets wat Paul onmiddellijk besefte toen hij wakker werd. (Of zo je wil: toen Paul het roer weer van Norbert overnam.) Als je het versje probeert met ‘ugly elephantine’ bekt het inderdaad bepaald niet lekker.
In het woordenboek ziet [Norbert] dat dat inderdaad het geval is.
Die woordenboekbladzijde heeft de droomscenarioschrijver verzonnen, want ‘elephantine’ is geen zelfstandig naamwoord, net zomin als ‘olifantachtige’ in het Nederlands. De poema is een katachtige; de Afrikaanse olifant is echter geen olifantachtige, maar behoort tot de familie der olifanten. In het Engels is een cougar een feline, maar behoort de African elephant tot de Elephantidae en niet tot de elephantines.
Tot zover de analyse. Ik stipte het probleem hierboven al even aan: wie werd er nu eigenlijk wakker, Norbert of Paul? In hoeverre zijn dat dezelfde personen? En hoe verhoudt de droomscenarioschrijver zich tot Paul en Norbert?
Als je droomt, reageer je op wat er in je droom gebeurt. Je bent bijvoorbeeld bang, blij, beschaamd of bedroefd. En je handelt. Je vlucht of vecht bij gevaar. Bedenk andere voorbeelden zelf maar. En die reacties zijn niet altijd dezelfde als de reactie die de wakende in dezelfde situatie zou hebben vertoond. In de droom vind ik het zeer frappant hoe anders Norbert reageert op de intellectuele en creatieve uitdaging dan Paul gedaan zou hebben. En niet alleen anders, maar ook sneller en inventiever. Ik zou Norbert best eens willen raadplegen over bepaalde vertaalproblemen. Bij boekvertalingen moet ik soms dichtregels vertalen en dat kan behoorlijk uitdagend zijn. Maar in de slaap bestaat Paul niet, en in het wakende leven bestaat Norbert niet. Ze kunnen elkaar niet ontmoeten.
Misschien zou ik ook niet te veel van zo’n ontmoeting kunnen verwachten. De legendarische filmregisseur Alfred Hitchcock vertelde François Truffaut, die hem interviewde voor zijn geweldige boek Hitchcock, dat hij het idee had dat hij in zijn dromen geweldige ideeën had voor films. Omdat hij ze ’s ochtends altijd vergeten was, legde hij een notitieblok naast zijn bed. Op een keer werd hij wakker uit zo’n droom, noteerde snel wat hij had bedacht en sliep weer in. Toen hij de volgende ochtend vol verwachting zijn notitieblok bekeek, stond daarop: ‘Boy meets girl.’